Zijt gij vrij?
Zijt gij alleen?
Zijt gij graag alleen?
Zijt gij te vertrouwen?
Helpt gij anderen?
Mogen ze u helpen?
7 mensen in een karaokebar
zoekend
de einzelgänger is het beu, wil het alleen zijn achter zich laten.
Soms lukt dat niet en dan krijgt ge rottigheid.
Soms lukt dat wel en dan krijgt ge iets wreed schoon!
Geen wonder dat ik ween wordt een beeldende voorstelling over eenzaamheid en de zoektocht naar onvoorwaardelijke vriendschap.
Na de geslaagde samenwerking voor Poppemie slaan Theater Stap en de Warande opnieuw de handen in elkaar. Dit keer gaan ze in zee met regisseur Jeroen Op de Beeck, die het metier leerde in de jongerenwerking van HETPALEIS.
Kaaiman is de broeiplaats voor jonge theatermakers van de Warande in samenwerking met Theater Stap en Het Gevolg.
tijdlijn
Geen wonder dat ik ween speelde voor de eerste keer in april 2011. We speelden een set van 4 voorstellingen in Turnhout. In november 2011 speelden we nog 3 keer in Turnhout. Daarna gingen we de grens over naar het No Limits Internationales Theaterfestival in Berlijn. April 2012 speelden we de laatste keer in Antwerpen.
credits
Regie: Jeroen Op de Beeck
Dramaturgie: Bram Verschueren
Kostuums: Mieke Vermeiren
Decor: Mieke Vermeiren
Muziek: Tom De Ridder
Licht: Jan Van Wassenhoven
Affiche/flyer: Kristof Mertens
Techniek: Theater Stap
met dank aan stagiaire decor Anouck Thoné
Spel:
Ute De Meyer
Dorien Devocht
Peter Janssens
Els Laenen
Pieter Lavrijssen
Katrien Lingier
Bram Nuyts
in de pers
Geen wonder dat ik ween (16+)
Zone 03 2012In Poppemie waren het ijskasten, in Geen wonder dat ik ween zitten de spelers afgezonderd in houten kratten. Vormen 'hokjes' een rode draad door de samenwerkingen van Kaaiman en Theater Stap? Niet per se, het is de constellatie van de groep die thema’s als 'uitsluiting' en 'inclusie' spontaan met zich meebrengt, zelfs in producties die een andere thematiek behandelen. Kaaiman is de Turnhoutse broedplaats voor jonge theatermakers, Stap een gezelschap waarin mensen met een mentale handicap centraal staan. Regisseur Jeroen Op de Beeck zette in Geen wonder dat ik ween een cast op scène van drie jonge acteurs zonder, vier mét mentale beperking. Het slechten van de hokjes gebeurt vanzelf, doordat er (quasi) niets gebeurt dat de ene groep van de andere scheidt. Samen schetsen de spelers een rauw beeld van de condition humaine, waarin eenzaamheid en onvermogen regeren.
Geen wonder dat ik ween ontvouwt zich als een grotendeels woordloze choreografie van licht, dans en lichamen rond de meest basale van alle menselijke behoeften: het verlangen naar contact. De mensen in de kratten beproeven de grenzen van hun isolement. Iemand waagt zich uit z’n kot, op zoek naar een aanraking – vergeefs, de anderen plooien zich dubbel om net dat te vermijden. Iemand steekt een hand uit, een ander weigert die. Eenzame individuen verbergen zich in dé constructie die hen een gevoel van macht geeft: de groep.
Samenhorigheid van velen leidt tot de uitsluiting van enkelingen. Maar de rollen wisselen voortdurend: niemand is veilig, er zijn geen winnaars of verliezers in dit spel. Slechts op één moment worden de spelers gescheiden, wanneer de Kaaimannen de Stappers beginnen te regisseren, vervolgens commanderen en daarna vernederen: ‘Ga zitten. Zeg woef. Doe je broek uit.’ Het schokt, terwijl het gedrag slechts een extreme uitvergroting is van de perceptie waarin de persoon met een beperking wordt beschouwd als knuffelbaar, vervolgens manipuleerbaar en daarna misschien te misbruiken. Dat dat niet zo is, wordt duidelijk wanneer de Kaaimannen te ver gaan en de Stappers hun waardigheid terugeisen.
Hoe kwetsbaar behoeftige mensen zijn, blijkt uit een schokkende discotheekscène waarin een meisje door verschillende mannen wordt misbruikt. Ze heeft het ongetwijfeld ‘zelf gezocht’. Maar wat heeft ze precies gezocht? Wie pretendeert een ander te zien heeft een machtig wapen in handen. Dat vat Geen wonder dat ik ween in onbehaaglijk rake beelden. ****
(Evelyne Coussens)
Geritualiseerde kwetsbaarheid
Theatermaggezien 2011Door het fluïdum dat van de spelers van Stap uitgaat, draagt het spel een poëzie in zich. Deze Geen wonder dat ik ween is een teruggrijpen naar het ritualistisch theater dat Theater Stap een 20 jaar geleden kenmerkte. Postdramatisch theater, al voordat de term in voege was. Een woordloos spel, met klanken en muziek en vooral gedreven door beelden. Met deze nieuwe productie keert Stap weer naar haar oorsprong, met flarden tekst, een krachtige soundscape, in een sereen samenspel met valide spelers. Als een traag bezweringsritueel. Imponerend.
(Tuur Devens)