OP 3 november 1983 speelde la Compagnie de l’Oiseau Mouche haar productie “Elle o telegrammes” in de Turnhoutse Warande. Dit was de aanleiding voor Erik Wouters om te starten met een project rond “theater en mentaal gehandicapten”.
Drie organisaties sloegen de handen in elkaar : eerst Levensvreugde, een BO-school uit Oud-Turnhout, en de vormingsinstelling Kopspel; later kregen ze publicitaire en technische steun van de Kokatoe ( De Warande ). Dit resulteerde in een eerste verkenningsproject : “Stap”.
In oktober 1984 begon Wouters met 18 leerlingen uit het B.S.O. te Turnhout. Wekelijkse trainingen, improvisaties en repetities leidden tot een kleine theatercollage die op 23 mei 1985 in première ging in de Kokatoe.
credits
Regie: Erik Wouters
Muziek: Flor Verschueren
Licht: Eric Decort
Cast: Liesbeth Bertels, Luk De Jong, Eric De Keyser, Martine Derey, Hugo Geeraerts, Peter Laenen, Bart Leenders, Erna Roefs, Nancy Schellekens, Nadine Van Miert, Rik Van Raak, Kristien Van Rooy, Marc Verboven, Marc Verhaegen, Carinne Verschueren, Peter Wery en Gustaaf Wynants
in de pers
De Morgen 1986
Zonder verhaallijn maar met een aantal terugkerende thema's boeit de productie vooral door een uitstekende opbouw van de verschillend scènes en door de manier waarop de mentaal gehandicapte spelers met niets meer dan hun persoonlijke ongekunstelde motoriek de voorstelling brengen. Dit is theater in zijn zuivere, natuurlijke vorm. Theater waarin pose - toch een van de elementen van theater: het doen alsof - weggekuist is.
Tilly Stuckens 1986
Stap verloopt zeer traag, zo traag dat je geduld als toeschouwer wel eens op de proef gesteld wordt. Vooral in het begin als je wat verbaasd naar naar de schijnbaar doel- en zinloze bewegingen en handelingen van de spelers zit te kijken. Dan dringt het tot je door dat deze jongens en meisjes aan het spelen zijn wat ze graag spelen (een draaitol aan het zoemen brengen bijvoorbeeld of een tele-geleid autootje over de scène jagen) of dingen doen waar ze gewoon plezier aan beleven (zoals de roilo uitbeelden van een druk met telefoons manipulerende manager). Ze lopen rond, gaan naar elkaar toe, stoten elkaar af, vinden elkaar weer, dansen, halen grapjes uit. Het is een opeenvolging van eenvoudige, meestal rustige maar intensieve bewegingen en handelingen, omkaderd en ondersteund door sobere maar geraffineerde decors en belichting. Een hoogtepunt is het fragment waar meisjes spelen met een lichtzuil. Hun handen strelen het licht, worden opgenomen in de gloed, geven de indruk dat zij de lichtbundel aftasten, tussen hun vingers laten glijden, voelen zoals je water voelt of een zacht, viol voorwerp. Onvergetelijk ook: de twee meisjes die staande tegenover elkaar in een lichtbundel hun handen naar elkaar toebewegen met vreemd elegante, glijdende bewegingen die ook hun lichaam beroert. Zonder dat ze elkaar aanraken, groeit tussen hen zo'n warme sensualiteit dat je als toeschouwer, verward en ontroerd, het gevoel hebt getuige te zijn van iets heel intiems en moois.
Gazet van Antwerpen 1986
De voorstelling is een opeenvolging van eenvoudige, meestal rustige maar intensieve bewegingen en handelingen, omkaderd en ondersteund door sobere maar geraffineerde decors en belichting.